Chet Baker werd in 1952 in één klap wereldberoemd toen hij doorbrak met het Gerry Mulligan Quartet. Een grillige, door drugs getekende loopbaan volgde, die eindigde toen de trompettist – geadoreerd door Europese fans, maar vrijwel genegeerd in zijn geboorteland – een fatale val maakte uit het raam van zijn Amsterdamse hotelkamer.Kort na zijn overlijden in 1989 publiceerde Jeroen de Valk zijn eerste biografie over deze markante jazztrompettist, die werd vertaald in het Duits, Engels en Japans. In deze nieuwe, drastisch geactualiseerde en uitgebreide editie verwerkte De Valk voor het eerst alle relevante informatie die hij wist te vergaren sinds het verschijnen van de oereditie, bijna twee decennia geleden. Hij spoorde vrienden en collega’s van de trompettist op, beluisterde honderden uren onuitgebrachte opnamen en bladerde door stapels vergeelde kranten en tijdschriften. De Valk corrigeert het gebruikelijke beeld van Baker als een werkloos geraakte B-muzikant die door moord om het leven kwam; de trompettist bleef bijna tot zijn laatste ademstoot een creatieve improvisator, en de nacht waarin hij overleed, was hij alleen.Met grote nauwkeurigheid en gelardeerd met veel anekdotes reconstrueert Jeroen de Valk nu ook Bakers jaren vóór zijn doorbraak, zijn moeizame comeback rond 1970 na het verlies van zijn tanden en zijn – ondanks alles – vruchtbare laatste levensjaren. Met een overzichtelijk platenhoofdstuk schept de auteur orde tevens orde in Bakers omvangrijke platenoeuvre.